In november herdenken we de slachtoffers van de HONGERSNOOD van 1932-33.
Decennia lang werd deze misdaad het zwijgen opgelegd: het was een verboden onderwerp in de Sovjet-Unie en zelfs degenen die de tragedie overleefden, waren bang om het zelfs aan hun kinderen en kleinkinderen te vertellen.
In het Westen herinnerden Oekraïners zich echter de HONGERSNOOD, geschiedenishandboeken beschreven de gruwelen ervan en kinderen leerden erover op school.
Tegenwoordig wordt er over gesproken, worden er memoires, documentaires en speelfilms gepubliceerd, die de geschiedenis en omstandigheden van de HONGERSNOOD onthullen.
Wetenschappers zijn het niet eens over het aantal slachtoffers – van vier tot tien miljoen.
De cijfers zijn niet de essentie.
Zelfs indien één persoon voedsel moet ontberen – is al teveel!
De HONGERSNOOD onthulde de laagste graad van waardigheid , waar de mens een wolf voor de mens werd.
Dit gebeurt wanneer we het beeld en de gelijkenis van God in de persoon niet zien.
Omdat we het niet bij onszelf zien.
Dan wordt alles toegestaan, alles is gerechtvaardigd.
Maar de slachtoffers van de HONGERSNOOD leren ons de waarheid: ieder mens is een kind van God.
Mensen vergaten het – maar God vergat het niet.
Daarom is ons verdriet niet in wanhoop, maar in de hoop dat degenen die van honger stierven hun rust in God zullen vinden.
We bidden voor hen, maar ook voor degenen die deze zonde hebben begaan, dat God hen zal vergeven.
Maar we bidden ook voor onszelf, voor onze mensen en voor de volkeren van de wereld, dat we allemaal in elkaar zusters en broeders mogen zien – het beeld en de gelijkenis van God.
Dan zal het offer van de gedode onschuldigen niet tevergeefs zijn, maar het zaaien van een nieuwe samenleving die op liefde en respect is gebouwd.
Parijs, 15 november 2020
Hlib Lonchyna,
Bisschop
Apostolisch administrateur van het bisdom Parijs